Om het verhaal te begrijpen even in het kort, ‘hoe wordt een sigaar gemaakt?’.
De sigaar bestaat uit: binnengoed, omblad en dekblad. 
Binnengoed gerold in omblad wordt een ‘bosje’ of ‘pop’ genoemd.
Het bosje wordt van een dekblad voorzien, ‘opgedekt’ en ziedaar de sigaar!

Het binnengoed is een melange van meer dan 20 verschillende soorten gestripte tabak.

De toegepaste tabaksoorten voor het binnengoed komen o.a. uit Indonesië (Java, Vorstenlanden), Brazilië, Cuba (Havana), Paraguay, Manila, Europese landen, waaraan resten omblad en dekblad worden toegevoegd. 
De aanvoer van tabak met bestemming binnengoed geschiedt meestal ongeordend, als losse bladeren, in balen van gevlochten biezen matten, jute of basten van palmbomen.

Het strippen van binnengoed houdt in dat tabaksbladeren, na gevocht te zijn, worden ontdaan van de dikkere bladnerven en worden gereduceerd tot tabaksvlokken. De tabaksvlokken mogen niet te groot en niet te klein zijn. De gemiddelde gewenste grootte van de vlokken is afhankelijk van de bestemming, afhankelijk van de dikte van de sigaar. De dikkere bladnerven, ‘tabaksstelen genoemd’, worden afgescheiden. Meer dan 20 verschillende soorten gestripte tabak worden afgewogen en gemengd tot een binnengoedmelange.

Tabaksbladeren bestemd voor omblad en dekblad worden in balen van gevlochten biezen matten droog, geordend aangeleverd, in bundels van circa 20 bladeren, gesorteerd op lengte en kleur. Omblad en dekblad moeten gevocht worden om verwerkbaar te worden.  

Het omblad wordt gebruikt als geheel blad. Omblad is doorgaans dikker en steviger dan dekblad. Het kwetsbaardere dekblad wordt ‘opengehaald’ (gespreid), ontdaan van de hoofdnerf (dekblad strippen), waardoor 2 bladhelften ontstaan. De bladhelften worden gestapeld. Het dekbladstrippen kan handmatig gebeuren of met een dekstripmachine. Om de zij-nerven van het dekblad te laten vallen in de lengte richting van de sigaar, wordt de rechter helft gebruikt voor rechts opgedekte sigaren, de linker helft voor links opgedekte sigaren. Voor het omblad wordt bij Willem II Vorstenlanden tabak gebruikt. Voor dekblad wordt meestal tabak uit Java gekozen terwijl voor de duurdere sigaren het onvolprezen Sumatradekblad wordt toegepast met als hoogtepunt het Sumatra zandblad. Voor z.g. brazielsigaren wordt dekblad uit Brazilië toegepast.

Het binnengoed gerold in het omblad wordt een ‘bosje’, ook wel ‘pop’ genoemd. Het bosje wordt in een vorm geperst van de uiteindelijke sigaar, 90 graden gedraaid (‘gekeerd’), weer geperst en voor het behoud van het model licht gedroogd. Het bosje wordt, ‘opgedekt’, gerold in een uit één helft van het dekblad uitgesneden strook. De dan ontstane sigaar wordt aan beide einden afgesneden.