In de dertiger jaren kwamen de binnengoedstripmachines en de bosjesmachines.  

Een bosjesmachine werd bediend door 2 personen. De ene persoon voerde het omblad toe aan de machine, de andere plaatste het bosje in de originele houten sigarenvormen. 

De 'bosjesmachine'
De 'bosjesmachine'

 

In 1936 werd, onder druk van de vakorganisaties, van overheidswegen aan de sigarenindustrie een verbod opgelegd tot verdere mechanisatie van de sigaren productie, ten gunste van de werkgelegenheid. Tot midden 50-er jaren werden de bosjes voor een gedeelte nog met de hand gemaakt door poppenmakers. Het opdekken van de bosjes door de sigarenmakers was toen nog hoofdzakelijk handwerk. Bij Willem II stonden sigarenmakers op stukloon en konden daarnaast ‘dekpremie’ verdienen, indien meer sigaren uit het dekblad gehaald werden als de norm.  

De 'poppenmakers'
Het opdekken van de bosjes door de 'poppenmakers'.

 

Na 1953, het jaar waarin het verbod op mechanisatie binnen de sigarenindustrie werd opgeheven, is de verdere mechanisering van het productieproces ter hand genomen. 

Daarna deden de ‘compleetmachines’ hun intrede waarmee een complete sigaar gemaakt kon worden, bediend door 2 personen. De eerste persoon, gezeten aan het deel ‘bosjesmachine’, legt het omblad op de ombladstans, de tweede, gezeten aan het deel ‘opdekmachine’, legt het dekblad op de dekbladstans. Het binnengoed wordt toegevoerd middels een binnengoedtrommel. Het binnengoed wordt in het omblad gerold tot een bosje, het bosje wordt in een perstrommel gestoken waarin het geperst, gekeerd en enigszins gedroogd wordt, het bosje wordt van de perstrommel getransporteerd naar het ‘rolapparaat’, van het deel ‘opdekmachine’ waarin het bosje van dekblad wordt voorzien. Daarna wordt de sigaar op lengte gesneden voordat deze de ‘compleetmachine’ verlaat.

De 'compleetmachine'
De 'compleetmachine'

   

De 'compleetmachine'
De 'compleetmachine'

   

 In de 60-er jaren bleek Valkenswaard na Vught de 2de plaats in Nederland met het hoogste percentage eigen huizenbezit.